Into the sea

Alex, dus. Ik weet niet eens zeker of hij echt een vriend was, zo raar was onze relatie. Hij was aardig op een onverschillige manier, hij tolereerde me meer dan dat hij me aardig vond, leek het soms. Ik was geintimideerd door zijn wereldse ervaring en zijn klimkunsten, er viel veel van hem te leren maar mijn studententijdonzekerheid was geen goede match voor zijn zelfverzekerde ongenuanceerdheid. We gingen met ons vijven op klimvakantie, hij zei af en toe van die snijdend gemene dingen. Ik denk dat mijn meest favoriete boek nog steeds Snow Crash is, waar hij me kennis mee heeft laten maken. Toen eenmaal duidelijk was dat de longkanker van hem ging winnen gaf ik hem onbeholpen het kersverse nieuwe boek van dezelfde schrijver. Geen kwaad bloed, absoluut niet. Hij werd 27, net als Jimi en Kurt enzo. Bam. Nooit gerookt voor zover ik weet. Longkanker. Ik miste zijn begrafenis, ik woonde net in New York, op zijn graf legde ik later in mijn eentje een steen uit Bryant Park.

We kwamen elkaar regelmatig tegen, in onze studentenstad en bij de klimhallen, zelfs bij het klimkampioenschap waar hij doodziek nog ettelijke niveau’s beter klom dan ik. Het is niet leuk om anderhalf jaar lang een zieke tegen te komen. Ik werd gebeld voor zijn verjaardagsfeestje, het werd duidelijk dat het zeer waarschijnlijk zijn laatste zou zijn. Ik greep mijn verkoudheid aan als excuus en ging niet. Spijt heb ik niet van veel dingen sinds ik 18 ben, maar dat zit me toch nog steeds dwars. Ik ging niet.

Ron. Het klikte direct, we ontmoetten elkaar in Stairway to Heaven en praatten de hele avond, over koken en passie en drugs en afkicken. Ik mocht een dag meewerken, in de keuken, onder andere twaalf dozen komkommers snijden. Dat zijn heel veel komkommers, hij leerde me voor het eerst hoe dat moest, een mes vasthouden enzo. Later zouden de skills die hij me leerde ervoor zorgen dat ik in de supersterrenkeuken van Olivier Tucki geclassificeerd werd als “grotendeels nutteloos”, wat een major achievement is, zeker zeven stappen boven “totale verspilling van lucht”. Ik heb Ron maar drie of vier keer ontmoet, maar het deed wel pijn, om via hem erachter te komen wat ALS was. Ik inviteerde hem voor De Librije, maar zijn leven was ietwat hectisch door die ziekte, en hij kon al snel niet meer zijn handen naar zijn mond brengen, en dat is in een restaurant niet leuk. Ik wilde nog bij hem langs gaan, maar ik was net begonnen bij Accenture, drukdrukdruk, ik heb al zoveel vrienden, zou hij het eigenlijk wel op prijs stellen, etc. Ik belde niet. Ik ging niet. Zijn collega’s zie ik af en toe, gevoelige en liefdevolle jongens. Ik voel me inmiddels niet meer schuldig, leren leven met je keuzes…  

Ik ga er niet vanuit dat ze eenzaam waren, Ron en Alex, en er was geen unfinished business tussen ons. Ze kunnen deze paragrafen alleen niet meer lezen, en dat is jammer, ze hebben iets bijzonders voor me betekend, zoals zovelen, en er is te weinig positieve terugkoppeling in de wereld. 

Ik ben zo druk, of eigenlijk, ik hou me zo druk, zie volgende paragraaf, dat ik nauwelijks toekom aan gezelligheid of een goed gesprek. Vrienden worden als een leger ingezet en familie gemobiliseerd om het leven uberhaupt nog te kunnen leven. Genoeg aanboden voor kraamvisite, over aandacht niet te klagen. En toch ben ik doodsbang om alleen te blijven. Hoe lang is het nog leuk om mij ergens mee naar toe te nemen? Waar haal ik het idee vandaan dat dat uberhaupt leuk is, tenzij je me heel goed kent misschien? Ik wil en kan nog heel lang leven, en ik ben naarstig op zoek naar de tijd om Zoe te schrijven, etc, maar naar een eenzame zaterdagavond zie ik totaal niet uit. En voorlopig, als je een vriend bent, is de kans nog wel aanwezig dat ik vooral om je hulp vraag. Het mag duidelijk zijn dat ik gezegend ben op dat gebied; ik herhaal nog maar eens, dertig verhuizers, honderd collega’s, etcetera. Dit verhaal tik ik voor een paar zeldzame vrienden, die door mij afgesnauwd worden als ze na een jaar stilte ineens gezellig kraamvisite aanbieden, of die ene vriend, die ik al 19 jaar ken, die van plan was te helpen, met alle belangrijke mensen sprak, een plan zou presenteren, en daarna ineens van de radar verdween, nu al zes maanden tot ieders verbazing spoorloos. Hun wil ik proberen uit te leggen: ik neem het je niet kwalijk, ook al ben ik boos, ik probeer het te begrijpen want ik deed het zelf ook. Ik kan er alleen niet zo goed tegen als je de situatie ontkent maar ook daar oefen ik geduld voor. Maar bang om alleen te blijven ben ik wel.

 
Luctor. Emergo? In ieder geval luctatus sum. Waar komt die nieuwe vechtlust toch elke keer vandaan? Ik lag eronder, nu zit ik er weer bovenop. Nauwelijks meer strategisch vechten tegen ALS, hij is nu zo dichtbij, het is meer een loopgravenoorlog nu. Maar we winnen dus wel terrein, dat wil zeggen, controle. Thuiszorg is op orde, met bijna allemaal engeltjes, die altijd, drie keer per dag, voordat ze weggaan, vragen: “kan ik nog iets anders voor je doen?”, en het lukt me tot nu toe altijd om geen foute grap als antwoord te geven. Twee keer per week fysio en een keer per week yoga. Alles wat nog te doen is in huis staat op een wunderlist, ingetikt met mijn ogen en uitgevoerd door alweer vrienden. De hulpmiddelen zijn inmiddels bijna allemaal binnen, de directie van het moederconcern van de grootste hulpmiddelenleverancier weet inmiddels ons gezin bij naam dankzij een volhardende schoonmoeder en de duurste consultant van Nederland (die titel kwam vrij toen ik mijn diagnose kreeg). Overmorgen mijn eerste papadag, zorgen voor Zoe zonder Iris. Bed in hoogte verstelbaar, electrische rolstoel, trippelstoel, japanse wc (don’t ask), cupholder, en ga zo maar door. Vorige week merkte ik dat ik weer ruimte had om blij met en dankbaar voor de dingen te zijn die ik nog wel kan, zoals ik onmeunig trots was om Zoe te helpen bij haar eerste zitbeweging. De prijs voor dit al is wel dat op een rustige dag onze voordeurbel een keer of tien gaat, en als er echte afspraken zijn zeggen we tegen de avondkok: “jij bent bezoeker nummer vijftien vandaag”.
 
Tijd om er een eind aan te breien. Ik wilde deze post “Eye of the tiger” titelen, maar ik weet niet of iedereen die ironie gepast vindt. Daarom gewoon een heel mooi liedje, mij toegestuurd door een hele lieve juwelier, om maar wat te noemen. Hier is ie, tot de volgende post! Of wacht, ik had nog een leuke. De winnaar van het vorige raadsel was KJ, zijn fles Dom Perignon wacht hier op hem. De eerste die uit het volgende komt wint een fles whisky uit mijn collectie, ik drink het toch niet meer. Ooit was ik op vakantie in Cuba, en ik had het niet naar mijn zin. Ik beklaagde me in een email aan een vriend met de zin: “en mijn gympies zijn door- en doornat”. Hij begreep direct wat ik bedoelde. Welke song, en waarom?

 

2 replies
  1. Anita van Arem
    Anita van Arem says:

    Dag Garmt, ik heb je ontmoet bij de middag over spiritualiteit en ziekte een dag nadat je dit blog schreef. Ik vond het een indrukwekkende presentatie en overigens ook een fijne middag. Zoals ik je zei ben ik je blog begonnen te lezen. Mooi hoe je probeert in dit blog zaken uit te zuiveren bij jezelf en bij anderen.

Comments are closed.