Ik kan het niet alleen

Ik moest wel even denken aan De Dijk, toen ik ze in een piepklein kroegje op Bonaire dat nummer zag spelen, toen ik ergens tijdens de afgelopen dagen voor de zoveelste keer door vier grote zennies uit mijn stoel en op het kussen werd gehesen. Met veel kracht werden mijn benen dan in de lotus gevouwen (“Origarmt!”, grapte er een fluisterend) en als de slappe lach voorbij was konden we met ons veertigen de meditatie aanvangen. Sesshin kun je niet alleen. Onderaan de post een fotootje.

Sesshin, dus. Met plaatselijke thuiszorg, die behalve mijn ochtendritueel tevens de gemiddelde bloeddruk in het klooster verzorgen; “Er is alweer zo’n knappe verpleegster voor Garmt!”, roept Broeder V. onthutst op de derde dag, en plots moet mijn rolstoel door vier zennies naar mijn kamer gebracht worden zodat er kennis gemaakt kan worden. Sesshin dus, met veel hulp van medezennies. Zo kan het gebeuren dat er eentje je billen staat te wassen, en je hem vraagt wat hij in het dagelijks leven doet. “Rechter”, luidt het antwoord, wat mij dan weer in staat stelt om een oud familiegrapje als compliment te maken: “Mocht het toch niets worden als rechter, dan kun je altijd nog de thuiszorg in.”, wat hij daadwerkelijk een groot compliment vindt. 

Sesshin, dus. Ik worstelde met twee thema’s; vrede en lastpost zijn. Dat wil zeggen, ik worstelde eigenlijk niet met de vrede, maar ervoer die wel, al een geruime tijd zelfs. Ik heb vrede met mijn situatie, en toch vecht ik er in meerdere of mindere mate mee. Als ik nu sterf, dan doe ik dat in vrede. Maar, dat kan toch helemaal paradoxaal niet? Houd ik mezelf voor de gek? Volgens de aanwezige Meesters niet. Vooruit dan. De lezer twijfelt vast aan die vrede van mij, ik schaam me er ook een beetje voor, ik schrijf vooral als ik wanhopig ben, maar ik zei het al vroeg in een van mijn eeste posts: vechten tegen een monster waarvan je niet kunt winnen is ook leuk. Ah, ik heb nog zoveel letters nodig om het uit te leggen…

Dat tweede thema zal jullie een stuk bekender voorkomen, Garmt als lastpost. Naarmate de ziekte vordert word ik steeds meer een belasting voor mijn omgeving, ik wil geen lastpost zijn maar ik wil wel leven, ook al heb ik paradoxaal genoeg dus ook de bereidheid om te sterven. Hoe besluit je hoe lang je kunt leven met het besef dat je steeds meer moet vragen? Wat mag ik vragen? Ik wil geen lastpost zijn.

Sesshin, dus. Ik ben bij sesshins geweest waar je na het woord “Hallo” een week lang geen enkel ander geluid maakte dan soetrazingen of een koanpoging, maar bij Nico is alles wat milder. We gaan wandelen met ons drieen, trekken diepe voren in het drassige grasland met mijn rolstoel. Gezellig kletsend onderweg, had ik maar een kyosaku, denk ik, maar zwijg mild. We kijken uit over een vijver, schitterend, zoveel geluiden, en ik waag toch een poging om mijn begeleiderzennies bewust te maken van de oorverdoverende schoonheid die zich openbaart aan eenieder die gewoon even een minuut zijn waffel houdt. Ik kies mijn zinnen zorgvuldig en zeg: “Ooit wachtte ik in Plum Village op een bus. We stonden te praten en een leerlingmonnik vroeg, How many birds do you hear?”. Twee seconden is het stil. Ah, zegt de een, even tellen. Hoor je die tjieftjieftjieftjief? Nee, dan die graak kwak gnurk! Schitterend! Ik hoor er al vier, roept die ander weer enthousiast, etc, etc, tot eentje zich hardop afvraagt, of zou hij bedoelen dat we gewoon even stil moeten zijn?  Zennies. Je moet er wel van houden. Gelukkig doe ik dat in ieder geval van deze twee.

Sesshin, dus, en hoewel ik nog best wat mooie inspiratie heb om pagina’s vol te oogbollen, skip ik naar de laatste meditatieperiode van de sesshin. Traditiegetrouw wordt er dan muziek geluisterd, en omdat ik altijd al eens heb willen zien wat harde industrial met innerlijke vrede doet had ik gevraagd om de muziek uit te mogen kiezen. Hieronder staat wat ik er kort over verteld heb, daarna de playlist, als slot de wijze woorden waarmee de Meester de sesshin afsloot.

Het eerste nummer is van Eels. De zanger is verknipt, en maakt vaak heel zwartgallige muziek. Daarom is dit nummer zo bijzonder. Het is gewoon godverdomme een mooie dag, zingt hij. De tekst is niet eenvoudig. Hij beschrijft allemaal banale en alledaagse taferelen. Door zijn muziek zie je de overweldigende schoonheid van die dingen.

Het tweede nummer is gewoon een mooi uitgevoerd liedje. Ik hoorde het vorige week in vredenburg, in Utrecht, door een Ierse zanger. Het is een cover van een hit uit de jaren tachtig. Ik laat zo even een stukje horen. Het gaat over hogere liefde. Bestaat dat?

Het derde nummer is een van de meest bijzondere werken die ik ken. Nine Inch Nails. Ook een band van eigenlijk maar één man. Begonnen met hele heftige industriële muziek, hij zong over neuken en heel agressief dansen. Met dit nummer hoorde ik zijn verlichting. Het gaat over het eerste plaatje van de os. Alles op zijn plek, alles zeker. Veilig. Of toch? Kijk naar de tijger in zijn kooi. Weet je zeker wie van jullie twee opgesloten zit? Het nummer brengt je naar de realiteit, en vraagt je, durf je die te zien?

Tot slot. Een mede zennie, Leonard Cohen. We gaan naar huis, going home. Hij zingt over zichzelf, maar vanuit welk oogpunt? I love to speak with Leonard. Dat woordje with, geweldig. Spreekt hij met of via? Leonard knows he is really nothing more than the brief elaboration of a tube. We’re going home, without our sorrow, without the costume that we wore.

Thank you!

Zo klonk het toen ik het uitsprak met mijn nepstem. De playlist is hier, aldus: 

Eels, Mr. E’s beautiful blues, youtubelyrics.
James Vincent McMorrow, Higher love, youtubelyrics.
Ni ne Inch Nails, Right where it belongs, youtubelyrics.
Leonard Cohen, Going Home, youtubelyrics.

Check dat, oogbolgymnastiek om al die linkjes in de tekst hierboven te krijgen zonder handen. Maar dan, de sesshin zit erop, na hard mediteren zijn we allemaal instant verlichte buddha’s geworden. De Meester richt nog eenmaal zijn wijsheid tot ons, en noemt zelfs mij persoonlijk in zijn slotwoord! “Nog even over die angst van Garmt, om een lastpost te worden. Ik weet niet of het helpt, maar, realiseer je, dat, eh..” Hij aarzelt even. De zaal hangt aan zijn lippen. Ik sterf nog eerder van spanning dan van ALS als die ouwe nu niet snel zijn oplossing met me deelt. Hij gaat eindelijk verder: “Je bent altijd al een lastpost geweest. Dus wat dat betreft…”

 
Tot slot, of, een kort naschrift voor de echte fans. Waarom is het niet leuk in Cuba? Omdat niemand er Engels spreekt en alles kapot is. En om te bewijzen dat Tom Waits voor alles een nummer heeft, mailde ik Henrik die zin, en hij snapte het. Of deed alsof. Anyway, onder de vele foute, vage en amusante inzendingen zal ik een whiskyfles verloten. Tot snel!
 
Garmt, Sesshin Vught 22-26 oktober 2014
 

 

No one speaks English and everything is broken

Dat is een hint, ladies and gentlemen, want op het raadsel uit mijn vorige blog zijn nog maar heel weinig reacties gekomen, verdorie.

 
Stel je voor, dat je leven ingrijpend verandert. Het sluipt langzaam naar je toe, wordt steeds echter, en dan ineens, bamm, wattefuk!! Alles anders. Zorgen, zorgen om en zorgen voor, je hobbies bestaan ineens niet meer. Vrijheid is een droom, dat doe je overdag want je slaapt slecht. Uit alle macht probeer je je aan te passen maar elke week is er weer iets nieuws. Met alles wat je hebt gooi je je er tegenaan, voor het eerst is het menens, je leven is niet langer tralala. En je bent zo, zo moe. Mensen proberen je te helpen maar je voelt je toch alleen. Je partner steekt nauwelijks een vinger uit. Voortdurend gehuil. Wanhoop nadert, als je eindelijk in bed ligt en je echtgenoot zeikt over triviale shit zoals gebrek aan intimiteit. Alleenstaande moeder zijn zou nog simpeler zijn dan dit! Ach, tot zover is er nog niet zo heel veel dat jonge ouders die dit lezen onbekend zal voorkomen.
 
Stel je dan voor dat je man ALS heeft. En dat hij alle aandacht krijgt terwijl jij al het werk doet. Dat je tien keer per dag moet kiezen tussen een huilende Zoe of een wankelende Garmt. Dat het vooruitzicht van je huwelijk is dat het alleen maar meer werk wordt. Dat je huis een zoete inval is van zorgers, oppassers, leveranciers, etc. Dat je tepels geen privebezit meer zijn en je nergens rustig kunt kolven – op kantoor heb je tenminste een eigen kamer. Dat je mooiste eigenschap, je eigenzinnige krachtige zelfstandigheid, als onvermijdelijke schaduwkant heeft dat je meer alleen staat dan nodig is. Dat je naar je man kijkt en het slachtoffer bent van de schaduwkant van wat je ooit zo leuk aan hem vond, te weten, zijn overmatige leefdrang – omdat hij alles wil doen en altijd het belangrijkste (jij) tot het laatst bewaart, zodat je alleen bent. Iris trouwde een grote sterke ietwat enigszins lompe maar wel stoere man die haar kon beschermen, en woont nu met een geest in een onwillig lichaam dat ze moet verzorgen.
 
Dat probeer ik me dan voor te stellen als ik na veel intern geworstel toch weer iets van haar vraag, wat dan heel redelijk is als vraag, maar wel teveel voor haar is. Ik vergeet soms dat het niet alleen mijn nachtmerrie is, waar ik in leef. Het is moeilijk om het helder te blijven zien. Tijdens sporadische momenten van zelfreflectie zie ik wel dat ik geen lul ben, maar dat ik af en toe me wel lullig gedraag. En dan uitgerekend tegen de meest belangrijke van allemaal… Iris, ik richt elk blog aan je, maar je bent … de zon waar alles om draait, Staring at the Sun, ik ga je misschien wel echt alleen moeten laten, hoe… kan ik daar nou recht aan doen? Waarom schrijf ik je dit uberhaupt in een blog?
 
Luchtig intermezzo. Vanavond hier gehoord aan de eettafel. Met permissie anoniem geciteerd, maar probeer even een context te bedenken waarin de volgende zin logisch is: “Ik ga zo naar huis, ik moet voor elf uur nog even zaad ophalen bij de buurman.” En dan hebben we het niet over van die zaadjes die je in de tuin plant. Gerard Reve zei het al, Pieter Steinz citeerde het: als je over je eigen leven schrijft, zwak dan altijd af, anders gelooft niemand je.
 
Nog een gedachtenexperiment. Stel je voor. Je bent een baby en laat je nietsvermoedend meevoeren naar het consternatiebureau. Je ligt nakend op je rug, alles is fijn, je ouders houden allebei een handje vast, kijken je heel liefdevol aan. Heerlijk. Je glimlacht ze toe en ze glimlachen een beetje bezorgd terug. Bezorgd? Huh? Als een donderslag van God treft je plots de ergste pijn die je sinds je bevalling meemaakte. Holy FUCK! Je hebt nog niet geleerd te vloeken, de pijn is uberhaupt teveel, je huilt, krijst, wanhoop, is dit de hel?, pijn, PIJN!, DOE IETS, NU!, en door je tranen heen, vlak voordat de pijnscheut van de tweede inenting komt, zie je je ouders… … LACHEN?!?! Omdat je zo’n grappige pruillip hebt?! 
 
Wat leer je op dat moment over de mensheid? Wat neem je je voor voor je pubertijd op dat moment?
 
Over pubers gesproken, een lieve vriend van Iris was hier, zag mij keren met mijn electrische rolstoel in de krappe gang, wierp een blik op de vele bandensporen tegen de muur, en refereerde aan exact dezelfde scene als ik de nacht daarvoor voor me zag toen een andere vriend van Iris voor het eerst in mijn karretje probeerde te keren in dezelfde gang. Austin Powers, 17 jaar geleden alweer, dus. Het is leuk om plezier over een culturele referentie te kunnen delen.
 
Alla, nog een laatste stel-je-voor-dat. Je gaat naar een retraite, heerlijk een paar dagen of een week in totale stilte mediteren. Teruggeworpen op het kussen ben je van plan stevig een koan te gaan bewerken, of juist rustig te zitten. Hoewel, rustig, in die rust krijgt allerhande weggestopt spul ook eindelijk de ruimte, maar dat terzijde. Je arriveert, in het eerste uurtje wordt nog gepraat, de kennismakingsronde begint. Bij een zen-retraite zijn er altijd een paar rollen en klusjes die als deel van ritueel en werkmeditatie toegekend worden. Henk, wil jij op de bel slaan? Charlotte, houd jij het altaar mooi schoon? Vrijwilligers om te helpen bij het koken? Wie stofzuigt de meditatiehal? Twee mensen die de sondevoeding van deze jongen hier in zijn maag willen injecteren? Een iemand om op de bel te slaan tijdens hret voordragen van de soetra’s? En nog twee mensen die de hele dag de rolstoel van deze jongen willen duwen? Mooi. Geen vragen meer?
 
Sesshin, here I come! Zoe, ik zal je missen, maar het is maar even. Tot snel allemaal!

Into the sea

Alex, dus. Ik weet niet eens zeker of hij echt een vriend was, zo raar was onze relatie. Hij was aardig op een onverschillige manier, hij tolereerde me meer dan dat hij me aardig vond, leek het soms. Ik was geintimideerd door zijn wereldse ervaring en zijn klimkunsten, er viel veel van hem te leren maar mijn studententijdonzekerheid was geen goede match voor zijn zelfverzekerde ongenuanceerdheid. We gingen met ons vijven op klimvakantie, hij zei af en toe van die snijdend gemene dingen. Ik denk dat mijn meest favoriete boek nog steeds Snow Crash is, waar hij me kennis mee heeft laten maken. Toen eenmaal duidelijk was dat de longkanker van hem ging winnen gaf ik hem onbeholpen het kersverse nieuwe boek van dezelfde schrijver. Geen kwaad bloed, absoluut niet. Hij werd 27, net als Jimi en Kurt enzo. Bam. Nooit gerookt voor zover ik weet. Longkanker. Ik miste zijn begrafenis, ik woonde net in New York, op zijn graf legde ik later in mijn eentje een steen uit Bryant Park.

We kwamen elkaar regelmatig tegen, in onze studentenstad en bij de klimhallen, zelfs bij het klimkampioenschap waar hij doodziek nog ettelijke niveau’s beter klom dan ik. Het is niet leuk om anderhalf jaar lang een zieke tegen te komen. Ik werd gebeld voor zijn verjaardagsfeestje, het werd duidelijk dat het zeer waarschijnlijk zijn laatste zou zijn. Ik greep mijn verkoudheid aan als excuus en ging niet. Spijt heb ik niet van veel dingen sinds ik 18 ben, maar dat zit me toch nog steeds dwars. Ik ging niet.

Ron. Het klikte direct, we ontmoetten elkaar in Stairway to Heaven en praatten de hele avond, over koken en passie en drugs en afkicken. Ik mocht een dag meewerken, in de keuken, onder andere twaalf dozen komkommers snijden. Dat zijn heel veel komkommers, hij leerde me voor het eerst hoe dat moest, een mes vasthouden enzo. Later zouden de skills die hij me leerde ervoor zorgen dat ik in de supersterrenkeuken van Olivier Tucki geclassificeerd werd als “grotendeels nutteloos”, wat een major achievement is, zeker zeven stappen boven “totale verspilling van lucht”. Ik heb Ron maar drie of vier keer ontmoet, maar het deed wel pijn, om via hem erachter te komen wat ALS was. Ik inviteerde hem voor De Librije, maar zijn leven was ietwat hectisch door die ziekte, en hij kon al snel niet meer zijn handen naar zijn mond brengen, en dat is in een restaurant niet leuk. Ik wilde nog bij hem langs gaan, maar ik was net begonnen bij Accenture, drukdrukdruk, ik heb al zoveel vrienden, zou hij het eigenlijk wel op prijs stellen, etc. Ik belde niet. Ik ging niet. Zijn collega’s zie ik af en toe, gevoelige en liefdevolle jongens. Ik voel me inmiddels niet meer schuldig, leren leven met je keuzes…  

Ik ga er niet vanuit dat ze eenzaam waren, Ron en Alex, en er was geen unfinished business tussen ons. Ze kunnen deze paragrafen alleen niet meer lezen, en dat is jammer, ze hebben iets bijzonders voor me betekend, zoals zovelen, en er is te weinig positieve terugkoppeling in de wereld. 

Ik ben zo druk, of eigenlijk, ik hou me zo druk, zie volgende paragraaf, dat ik nauwelijks toekom aan gezelligheid of een goed gesprek. Vrienden worden als een leger ingezet en familie gemobiliseerd om het leven uberhaupt nog te kunnen leven. Genoeg aanboden voor kraamvisite, over aandacht niet te klagen. En toch ben ik doodsbang om alleen te blijven. Hoe lang is het nog leuk om mij ergens mee naar toe te nemen? Waar haal ik het idee vandaan dat dat uberhaupt leuk is, tenzij je me heel goed kent misschien? Ik wil en kan nog heel lang leven, en ik ben naarstig op zoek naar de tijd om Zoe te schrijven, etc, maar naar een eenzame zaterdagavond zie ik totaal niet uit. En voorlopig, als je een vriend bent, is de kans nog wel aanwezig dat ik vooral om je hulp vraag. Het mag duidelijk zijn dat ik gezegend ben op dat gebied; ik herhaal nog maar eens, dertig verhuizers, honderd collega’s, etcetera. Dit verhaal tik ik voor een paar zeldzame vrienden, die door mij afgesnauwd worden als ze na een jaar stilte ineens gezellig kraamvisite aanbieden, of die ene vriend, die ik al 19 jaar ken, die van plan was te helpen, met alle belangrijke mensen sprak, een plan zou presenteren, en daarna ineens van de radar verdween, nu al zes maanden tot ieders verbazing spoorloos. Hun wil ik proberen uit te leggen: ik neem het je niet kwalijk, ook al ben ik boos, ik probeer het te begrijpen want ik deed het zelf ook. Ik kan er alleen niet zo goed tegen als je de situatie ontkent maar ook daar oefen ik geduld voor. Maar bang om alleen te blijven ben ik wel.

 
Luctor. Emergo? In ieder geval luctatus sum. Waar komt die nieuwe vechtlust toch elke keer vandaan? Ik lag eronder, nu zit ik er weer bovenop. Nauwelijks meer strategisch vechten tegen ALS, hij is nu zo dichtbij, het is meer een loopgravenoorlog nu. Maar we winnen dus wel terrein, dat wil zeggen, controle. Thuiszorg is op orde, met bijna allemaal engeltjes, die altijd, drie keer per dag, voordat ze weggaan, vragen: “kan ik nog iets anders voor je doen?”, en het lukt me tot nu toe altijd om geen foute grap als antwoord te geven. Twee keer per week fysio en een keer per week yoga. Alles wat nog te doen is in huis staat op een wunderlist, ingetikt met mijn ogen en uitgevoerd door alweer vrienden. De hulpmiddelen zijn inmiddels bijna allemaal binnen, de directie van het moederconcern van de grootste hulpmiddelenleverancier weet inmiddels ons gezin bij naam dankzij een volhardende schoonmoeder en de duurste consultant van Nederland (die titel kwam vrij toen ik mijn diagnose kreeg). Overmorgen mijn eerste papadag, zorgen voor Zoe zonder Iris. Bed in hoogte verstelbaar, electrische rolstoel, trippelstoel, japanse wc (don’t ask), cupholder, en ga zo maar door. Vorige week merkte ik dat ik weer ruimte had om blij met en dankbaar voor de dingen te zijn die ik nog wel kan, zoals ik onmeunig trots was om Zoe te helpen bij haar eerste zitbeweging. De prijs voor dit al is wel dat op een rustige dag onze voordeurbel een keer of tien gaat, en als er echte afspraken zijn zeggen we tegen de avondkok: “jij bent bezoeker nummer vijftien vandaag”.
 
Tijd om er een eind aan te breien. Ik wilde deze post “Eye of the tiger” titelen, maar ik weet niet of iedereen die ironie gepast vindt. Daarom gewoon een heel mooi liedje, mij toegestuurd door een hele lieve juwelier, om maar wat te noemen. Hier is ie, tot de volgende post! Of wacht, ik had nog een leuke. De winnaar van het vorige raadsel was KJ, zijn fles Dom Perignon wacht hier op hem. De eerste die uit het volgende komt wint een fles whisky uit mijn collectie, ik drink het toch niet meer. Ooit was ik op vakantie in Cuba, en ik had het niet naar mijn zin. Ik beklaagde me in een email aan een vriend met de zin: “en mijn gympies zijn door- en doornat”. Hij begreep direct wat ik bedoelde. Welke song, en waarom?