Work, work.

(Die referentie snappen alleen de echte nerds, die weten wat een peon is. Maar! Werk, dus.)

 

Kwart voor zeven. We zitten al drie uur met elf mensen in een achtpersoons kamer. MT-vergadering, het Leiderschap van mijn Unit. Nadat mijn agendapunt al drie keer bijna is vergeten krijg ik het laatste woord – ik mag nog even iets vertellen over waar ik eigenlijk mee bezig ben.

 

"Ik zal tien minuten iets vertellen, daarna mogen jullie eindelijk naar het diner. De eerste vijf minuten worden oncomfortabel voor ons allemaal."

 

De iphones gaan neer. Aandacht trekken, daar ben ik wel goed in. Ik steek van wal – het is tijdens de meeting zo in me opgeborreld, ik had dit niet willen doen, ik shake all over, maar here I go.

 

"In een van mijn eerdere mails vroeg ik om me zo normaal mogelijk te behandelen. Maar wat me nu zo frappeert…. is dat het juist deze groep hier aan tafel is die het het makkelijkst van iedereen lijkt te vinden om dat te doen. Wat ik ga zeggen vind ik nogal lastig. Ik wil niet ondankbaar lijken."

 

Zes minuten lang stort ik in een verder doodstille kamer mijn verwrongen, vertwijfelde, verscheurde, schaamtevolle en verlangende hart op tafel, bijna huilend, resulterend in een weloverwogen drol die zo hard gaat stinken dat ik er zelf al snel moeite mee heb. Pleeg ik emotionele of morele chantage? Spreek ik "gewoon een gevoel" uit?

 

Ik noem de namen van alle helden die weekenden, weken, zelfs complete maanden opofferen om mee te werken aan dit schitterende bouwwerk om van een droom realiteit te maken. Lucas, Martijn, Zafer, Ronald!, Jaro, Jan-Willem, Bas, Yasser, Tinke, ik kan lang doorgaan. Langzaam dringt door dat er (bijna) geen enkele naam van onze eigen strategen-unit bij zit. Zijn ze te druk? Te stereotiep autistisch vergeleken met de rest? Met een wrang lachje vraag ik: was ik voor al die andere units wel aardig genoeg dat zij zo makkelijk in de houding schieten en ik binnen mijn eigen afdeling, nu Maurits weg is, me zo eenzaam waar? En ik zeg voor de tiende keer: ik. wil. niet. ondankbaar. lijken. Maar gasten, ik zit in een strijd op leven en dood, wat zou jij doen? Zou jij niet je collega's om hulp vragen? En zou jij dan ook niet op een beter antwoord hopen dan een verwijzing naar het goededoelenloket waar je in 2015 de eerste op de lijst bent? Ik zou het niet vragen als het niet zinvol was. En als je hier geen boodschap aan hebt, don't worry, mijn stem houdt vanzelf op met vragen. Nog even volhouden. Zullen we het hierbij laten?

 

Ik voel mijn oren branden en besef me heel goed dat ik een gevaarlijk gebied bewandel. Ik shake niet voor niets zo… Ik benoem dat ik zelf als eerste zat ben van een zielig verhaal als dit. Maar fuck it, ik kan niet anders. Ik ben zelf ook niet vrij van blaam, ik had beter en duidelijker en anders en… en als iemand vraagt "maar wat kan ik DOEN dan" durf ik nog net niet te schreeuwen LEES MIJN FUCKING EMAIL EN GEBRUIK JE HOOFD. Het is moeilijk te verantwoorden dat ik geen tijd heb voor zelfs de meest basale toelichting als ik op mijn blog lekker aan het posten ben over de sleepover van mijn neefje. Tot slot benadruk ik niet totaal van God los te zijn – ik sanity check mezelf met een wat oudere partner, ik krijg al zoveel, ben ik niet te hebberig, vraag ik niet teveel van Accenture? Nog lang niet, zei hij. Well. Kom op dan.

 

….

 

"…. Bedankt voor de wake-up call", is de reactie, kort samengevat.

 

OK. We zullen zien.

 

Na de meeting spreekt J me aan. Hij zegt, scherp en hyperslim en echt als altijd, "Je bent zojuist voor het eerst ziek geworden, voor ons". We omhelzen elkaar voor het eerst, lang. Volhouden dat het allemaal zonder problemen goed gaat komen is niet echt een optie meer nu.

 

 

In de auto speelt Flying Time van Byrd. Ik ontdekte dat nummer in een lift in St. Charles, een collega speelde het onderweg naar de gym. Het was mijn tweede week bij Accenture, ik had introductiecursus, aan het eind van de week ging ik Iris verrassen met een onverwacht bezoek in Montreal. Ik kon de hele fucking wereld aan. Nog steeds. Nog even. Niet lang meer. Eigenlijk nu al niet meer. Ik rijd naar huis waar we vanochtend samen boos uit elkaar gingen – allebei boos op mij. Een zonde plegen is tegenwoordig: twee nachten veel te kort slapen – daar gaat de ziekte sneller van. Vanavond vroeg naar bed. Voor het eerst in weken met een gevoel dat ik eventjes niet meer achter de feiten aanloop.