Help!

Dat hadden ze toch knap voor elkaar, die Beatles. Ik heb nooit echt naar hun muziek geluisterd zoals ik naar, bijvoorbeeld, Tool luisterde, maar dit is toch best leuk. Ik heb het over hun liedje Help!, dus, en dat het woord voor woord voor mijn huidige situatie geschreven is. Alleen dat venijnige zinnetje: Help me get my feet back on the ground. Ja, en dan? Ik kan ze net zo goed amputeren, ik heb er toch niets meer aan.

Waar ik wel iets aan heb is de hulp die al twee jaar lang uit alle hoeken en gaten tevoorschijn blijft komen. Bekenden, onbekenden, collega’s, verre schoonfamilie, noem maar op. En dan hebben we het nog niet eens over de mensen die wel betaald worden om voor me te zorgen. Hun liefde is niet minder echt, integendeel. Ik noem een paar voorbeelden.
Het gaat weer eens mis met het urinaal. Ik gebaar woedend dat ik naar de computer wil en scheld een half scherm vol voor ik tot bedaren kom. Ze incasseert het op een wonderbaarlijk zwijgende manier die waardigheid voor beiden brengt. Het beweegt me om mijn excuses aan te bieden. Als ik dat doe tikt ze op de leuning van mijn rolstoel. “Dit”, zegt ze,”is een machine. Jij niet.”
Dat is pas compassie.
Het is laat, we zijn al in de badkamer waar hij mijn tanden gaat poetsen. Ik kan mijn gaap niet onderdrukken en sper mijn kaken wijd open. Dat gaat pijn doen, weet ik al, want ze klappen straks met volle kracht dicht en dan moeten ofwel mijn tanden ofwel mijn onderlip het geweld incasseren. Of niet. Ineens bijt ik keihard op een vinger. “Ik heb natte handen, dus ik kon je lip niet naar onderen doen. Dan maar zo.” Hij zegt het volkomen kalm. Ik stop met bijten en staar hem aan alsof ik me afvraag wie van ons tweeen de imbeciel is. Hij vervolgt: “Links is toch mijn bijthand. Daar laat ik me altijd bijten. Oudjes, die weten soms ineens niet meer wie je bent terwijl je ze aan het verzorgen bent.” Hij gebruikt het woord ‘dement’ niet, ik denk uit respect. “Dan kunnen ze ineens heel agressief worden, ja, dan is het zomaar ineens een wildvreemde die je aan het wassen is, terwijl je het net nog over hun kinderen had met ze. Slaan, schoppen, alles. De snelste manier om ze te kalmeren is je te laten bijten. Dan worden ze direct rustig. Daarom, bijthand.”
Hoezo andere wang? Tering. Ik herinner me een spaarzame keer dat onze vader over zijn dag vertelde als gynaecoloog. Een vrouw in bevalling maakte een licht agressieve periode mee. Hij trok een grens: “Hoho, je mag me best slaan en knijpen en krabben, maar bijten, dat gaat te ver.”
Ze is te laat, alweer, en dat was vroeger nooit zo. Ik kan geen vingertje vermanend schudden, dus preek ik een beetje over punctualiteit enzo. Halverwege schiet me te binnen dat ze vorige week iets over een oude patient had gezegd. Ik klim van mijn kansel (metaforisch dan, hè, komkom) en vraag hoe het met die client is. Die ze dus voor mij heeft en daardoor te laat is. “Ze is een beetje onberekenbaar,” zegt ze, “en ze moet toch haar insuline hebben.” Agressievedementebejaardenplaag blijkt dus, hahagrappig, maar mijn verzorgster zit onder de blauwe plekken en bulten. Dat is geen grap, dat is liefde: ze moet toch haar insuline hebben.
Weer een dag ten einde, een dag in juli 2015. Heb ik mijn alles gegeven vandaag of heb ik het opgegeven? Lichaamstaal… Mijn hoofd bungelt voor mijn borst, ik zit op de rand van het bed. De verzorger komt naast me zitten. “Hoofd omhoog.” Ik sta niet stil bij de eigenaardige breuk met het protocol (als iemand commandeert ben ik het, ja?) en doe wat hij zegt. “Nu je rug. Strekken.” Ik onderneem niet vaak een uiterste krachtsinspanning, omdat het resultaat zo pijnlijk ontoereikend is. Nu doe ik dat wel. Alle spieren die me nog resten spreek ik een voor een aan, tot ik rechtop zit. Hij laat me los. Voor de eerste keer in maanden zit ik zelfstandig. Het is een groot geschenk, des te meer omdat het ook de laatste keer is, al weet ik dat bij deze beleving nog niet. Na een paar seconden of minuten legt hij me verder zwijgend in bed. We zullen het de volgende weken af en toe nog eens proberen. Het lukt nooit meer.
De zorg is geen beroepsgroep. Tenzij je medicijnen gestudeerd hebt, is het een systematische uitbuiting van goede eigenschappen van zij, die de menselijkheid van onze maatschappij waarborgen met liters, kilo’s, tankwagens, oceanen van pure liefde. Zonder de hulp van Samira, Ilias, Karima, Anesh, Laura, Zahra, Caroline, Zamani, en nog tien anderen was mijn leven allang onleefbaar. Economie, vraag en aanbod, verantwoordelijkheid, shareholder value, ik weet het prima, waarom zuidassertjes als ik veelvouden van het salaris van een verzorger incasseren. Eerlijk is het niet, nee. Absurd, ja, dat wel. Bah.