Dreams

Dat deed pijn. Meer pijn dan toen ik op volle snelheid met mijn scheenbeen tegen de rand van de tafel reed. Niets aan te doen. Per ongeluk naar het discard-knopje gekeken en weg halve blog. Een spontane, dus hij zit niet stevig in mijn hoofd. Het was echt op weg een meesterwerk te worden, en de tweede keer wordt nooit beter. Anyway. Here we go again!

Want het kan dus wel, he. Genieten, bedoel ik. Anders, toegegeven, maar het kan wel. Let me show you.
Ze weet niet precies wat er in het tasje zit; sushi is toch niet warm? Twee dingetjes maar, tik ik. Iris stond toe dat ik voor haar bestelde, ze had zin in sushi. Ik bestelde wat ze verdient: royaal. Uit het tasje komen acht soorten sashimi, vier stuks california roll, een houtskoolgebrand spiesje ossenhaas, wakame salade, flied lice. Oh ja, en een temaki gegrilde paling. Sushi zoals het bedoeld is. Misschien ietsjepietsje veel voor een persoon. De schaduw van mijn levenslange ‘er is nooit genoeg’-angst, wellicht.
Ik glunder van trots als ze verrast lacht op haar ontdekkingstocht door het tasje, een wenkbrauw optrekt bij het zien van de vorm van een schelpdiersashimi of opmerkt hoe mals de yakitori is.
Iris pakt uit, ontdekt, ruikt, eet, geniet. Ik kijk en geniet mee. De verzorgster beweegt mijn armen. Stramme gewrichten krijgen hun eerste beweging sinds de ochtendzorg. Soms is andermans eetgenot een marteling – vandaag niet. Vandaag is dit het voor mij hoogst haalbare genot. Ik weet precies wat Iris proeft, beleeft, ik geniet met haar mee, elke hap proef ik. Mijn geheugen is een schatkamer. Het vult de smaken, de sensaties, de verrukkingen in en nodigt me uit voor een herinneringswandeling. Kom, loop je even mee?
Kijk, een kasteel, of is het een megahuis. Vlieg mee naar binnen, zie je me daar zitten? Ach wat schattig, ik dacht toen nog dat je prima een schuingestreept schreeuwerig overhemd onder een pak aankon. Laten we dat maar karakter noemen, of, kleurrijk. Het is… tien jaar geleden, we zitten aan het afsluitende diner van de eerste studieweek van m’n MBA. Alle managers van de bezochte bedrijven en gastdocenten van de afgelopen week zijn er, en voor het eerst lijkt er wat ontspanning te zijn, al behandelt iedereen ons nog steeds met veel te veel respect. Japan, ik ben er niet voor het eerst, maar dit is wel … wow. De derde gang is, jawel, sushi. Zo heet het tenminste, maar jezus… wow. Wow. Sushi eten in Japan is vernietigend. Als je erin slaagt het te vergeten, kun je thuis misschien nog genieten van het voedsel dat hier dezelfde naam draagt. Het is alsof je meespelen in de finale van het WK voetbal vergelijkt met op een voetbalplaatje kauwen.
De herinnering aan die sushi trekt aan mijn geestesoog voorbij, sleept nog een paar beelden van die avond mee. Eric zingt karaoke met een directrice, krijgt heel de eetzaal (jawel, een portable karaoke unit in een kasteel) plat met zijn geimproviseerde “Oh yeah!”. De directeur van Toyota en een docent marketing proberen mijn naam te vertalen in het Japans. Niet eenvoudig, getuige de discussie die ik hoor maar niet begrijp. Ze zijn eruit. Ga-mu-to. He who has a dream. Ik zou wel willen, denk ik – ik heb nog geen idee wat mijn droom is! Ik fluister mijn tien jaar jongere ik toe: “Dommie, dat hoeft ook niet, hem hebben is genoeg.”
Ze schrijven de kanji op een blaadje, GA MU TO. Ik neem me heilig voor het nooit te verliezen, gebruik het blad een paar jaar als boekenlegger, om het dan kwijt te raken. De herinnering verlies ik nooit.
Terug in het nu. Ze laat me voelen hoe zacht de sashimi van coquille is, ik ruik, ze laat me erin bijten. Voedsel in mijn mond is echt zeldzaam, ik proef en voel en geniet en spuug uit (slikken is teveel risico). Ze vraagt of het smaakt. “Heerlijk”, tik ik, en denk: lang niet zo heerlijk als kijken naar jou.