Sleep

We draaien een loom rondje, luisteren samen naar de muziek, Zoe en ik, en alles is zo fijn, gewoon, dat ik denk: “It doesn’t get any better than this”. We zijn vredig samen, genieten van de beweging en het gevoel niets te hoeven. Alsof we gezamenlijk mediteren. De ene na de andere songtekst dwarrelt door mijn hoofd, eerst Benjamin Clementine, “Though my good days are far gone, they will surely come back one morn”, dan een flard, “I wonder… I wa-wa-wa-wa wonder”(1), omdat ik denk aan al die vorige keren dat ik dacht dat het nooit beter kon worden, hoe ik er toen dus naastzat want dit moment is toffer dan alle voorgaande toffe momenten.
 
Nacht na dag na nacht krabbel ik op, herstellende van de aanslag op mijn levenslust, want dat was het ziekenhuisverblijf. We moeten allebei wennen aan de nachtelijke beademing, Iris meer, want het moederinstinct doet licht slapen, en ik slaap wel door mijn eigen Darth Vader ademgeluid heen. Het is een gehannes en gepruts, en als we voor het eerst allebei een nacht goed slapen willen we high-fivend door de kamer dansen, maarja, ik ben blank dus ik kan niet dansen. Slechter dan dit worden mijn grappen nooit, maar, de poging tot humor verraadt wel dat het beter met me gaat. Ja, opkrabbelen, slapen, volhouden, dromen, dag doorbijten, enz. Heftige dromen, die een week lang over eten gaan; de ene droom werk ik in een restaurant, dan weer koop ik een tankstation leeg aan broodjes en stouw mijn auto vol met kitkats, enz. “I’ve lost a lot of sleep to dreams”, zingen The Roots in de titelsong van deze post, en dat is een uitstapje waard, want die track, die ik niet of verkeerd begrijp is betoverend interessant, zo interessant zelfs dat ik ooit iemand van het kaliber “zet een antieke vleugel pontificaal in je woonkamer” verslaafd kreeg aan het hele album, “Undun” – net zo raadselachtig fragmentarisch als mijn schrijfstijl. Je band is uberhaupt interessant als je drummer een vraagteken in zijn naam heeft, en om het rijtje der toevalligheden compleet te maken, die drummer speelt met een gelegenheidsbandje op de New Amsterdam City Swim, waarvoor vrienden van mij nog donaties zoeken.
 
Anyway. Ik word steeds wakkerder wakker, en op dinsdag ben ik zelfs zo energiek dat ik onderweg, vastgesnoerd in het rolstoelbusje, de balans opmaak en droom over wat ik nog allemaal ga doen. Ik bemoei me weer stevig met het investeringsfonds, we bedenken een plan voor de verjaardagen van Zoe, ik ga koken voor vrienden via hun handen, ik ga muziekles geven (leren luisteren naar muziek, geen grap, tweemaal per maand, er zijn nog plekken, mail me als je interesse hebt). De chauffeur houdt zoveel van chauffeuren dat we al bijna twee uur onderweg zijn naar Arnhem, vanaf Utrecht. Ik zie een zwartwit gevlekt… paard!, en ik denk, holy cow, en glimlach van binnen. Topfit, incasseringsvermogen, geduld genoeg, mooie gedachtes.
 
We arriveren, bij de natuurbegraafplaats.
 
Weet je, even de vierde muur breken. Ik ben al dagen aan het prutsen op deze post, die eigenlijk nog moet beginnen. Ik wil gewoon vertellen hoe het was om mijn graf uit te zoeken. In plaats daarvan weid ik uit over Dennis Farina en ?uestlove. Alsof ik het mooi probeer te maken. Ik wil het ook niet weggooien en overnieuw beginnen want daarvoor was het teveel werk. Sukkel. Ik schreef een artikel voor Psychologie Magazine (nu!bijna!in!de!winkel!), weken prutsen, zes revisies verder, pff, hehe, af. De eindredactie sneed er even een derde uit. Wat?! Ik was diep beledigd, tot ik de uiteindelijke, veel kortere versie las. Er miste bijna niets en het was leesbaarder dan het origineel. Oeh. Dus, ik zever teveel. Laat me dan nu eindelijk vertellen hoe het was, direct uit mijn dagboek, soortvan:
 
Ik voelde me topfit vandaag, zin om dingen te ondernemen, incasseringsvermogen, geduld, mooie gedachtes. En toen het informatiecentrum waar een stoomwals over me heenreed. Jij beschermde me, Iris. 
 
Ik vind vond het interessant en intrigerend, om toe te kijken hoe emoties in me ontstaan en veranderen en vloeien. Je wenst het niemand toe, maar het is wel hartstikke boeiend, dit, zei RJ ooit,doelend op ons beider ALS. Boeiend en leerzaam. Vorige week zag ik pijn, van niet mee kunnen doen met een diner met vrienden, en zag hoe het onderdrukken ervan naar buiten komt als boosheid en verongelijkt mokken. 
 
Vandaag zag ik strijdlust, als vanouds mijn eerste reactie, natuurlijk. Wat zou jij doen als er een geoliede begrafenissalespitch over je heen dendert? Wat nou, geen grafsteen, een kei is ook natuur, eikels. Niet op ingaan. Uitvlucht, ik zoek wel een boeddhistische begraafplaats, ik zag er in japan een met graven van duizend jaar oud. Parkeren, misschien is het een echt waardevolle gedachte, maar het helpt nu niet. Wat gebeurt er op dit moment? Op dit moment word ik geconfronteerd met mijn dood. Ik denk niet aan ALS, ik denk aan dood. Hier kom ik dus te rotten, denk ik, en de voortvarendheid van pa, die behulpzaam vragen stelt, put me uit, merk ik net te laat, zodat ik toch weer even moet huilen.
 
We gaan wandelen. Het is onmiskenbaar een schitterend terrein, een fijne plek, die me op verschillende momenten raakt met haar schoonheid. Gedachtes schieten door mijn kop; is dit wel mij? Dit is een tussenvorm, tussen begraven en cremeren in, alsof je as wordt uitgestrooid over een veld. Ga je hier relaxed rondwandelen als je weet dat het een begraafplaats is? Het is een uur van Utrecht, is dat niet te ver? Komt er uberhaupt ooit iemand naar een graf? De beperkte houdbaarheid van de schijf hout, die het graf markeert staat me tegen, ik wil langer dan 15 jaar mijn grafschrift tonen aan de wereld. QR codes, yeah right, en een app, waarmee je het graf vindt? Niets is minder toekomstbestendig dan technologie. Ik neig steeds meer naar een boeddhistische begraafplaats met een steen. Dan hoor ik hoe jij erover denkt, je haat marmeren rijen doodsplekken, en ik denk aan Zoe, en ik begin me af te vragen, voor wie is mijn graf, voor mij of mijn nabestaanden? Hmmm.
 
Ik laat het stiller worden, geniet van de natuur, zie een boom die me aanspreekt, luister naar het verhaal van de mevroj. Ik contempleer en zie mijn gevoel veranderen. Ik voel vrede ontstaan met het idee dat ik hier lig, straks.Mijn lijf is maar een klein deel van wat ik achterlaat. Ik voel ook kleine angeltjes, die groot kunnen worden of gaan verdwijnen, dat weet ik nog niet. Is dit echt ik? Kan ik zonder grafschrift?
 
Terug bij het informatiecentrum rijd ik een rondje met Zoe, ze wordt rustig. Ik kijk nog een keer over het terrein, het is toch wel heel mooi. 
 
 
 
(1) Even een voetnootje, een zin maar, want, ik breek me dagenlang de kop over welke song het is, en googlen op wawawawawonder heb ik geen zin in, en ik moet het weten, het was de titelsong van een serie over las vegas, waar die ene gast agent was, kom, hoeheettetnou, die man speelde later ook in die film met Brad Pitt en Vinnie Jones, kom, hij zegt bij de douane, “Anything to declsare? Yes, don’t go to England!”, dat is tenminste iets om te googelen. Shit, een punt, dan wordt het toch meer dan een zin. Anyway, google, tuurlijk, Snatch, klik, Dennis Farina, hee istie dood goh, klik, Crime Story, klik, hehe, Runaway van Del Shannon. De lyrics hebben minder dan niets met mijn overpeinzing te maken, zie ik nu net. Waarmee ik maar wil zeggen, raar he, associaties.